HOOFDSTUK II

Maria Sibylla Merian in Europa

Op 2 April 1647 geboren in Frankfurt in een calvinistisch milieu van uitgevers en drukkers.

Haar moeder Johanna Sibylla Heim, Nederlandse, was lid van de Waalse kerk, haar vader is Mattheus Merian de Oude, een Zwitser, graveur en uitgever uit een befaamde familie. 

Hoewel het niet aan meisjes was om het vak te leren, moet ze het zich toch eigen hebben gemaakt voor de latere producties. Na het overlijden van haar vader komt Jakob Marrel, haar stiefvader, in haar leven.

Hij is kunstenaar en leert Maria miniatuur schilderen. Van jongs af aan doorloopt zij binnen het familiebedrijf verschillende facetten van planning tot drukwerken en wordt later deelgenoot van de uitgeverswereld.

Boordevol talent, een scherp waarnemingsvermogen en nodige volharding leiden tot de bekende afbeeldingen.

Ze bestudeert insecten en start de kweek van vlinders om de metamorfose te begrijpen. Collectieve tekeningen van de Europese insecten zijn door haar opgetekend en geschetst.

Tegenwoordig zouden wij het toegepast nauwkeurig beschrijven en illustreren.

Ontwikkeling van rupsjes

Buiten de beschermde wereld van deze familie van uitgevers, was de harde realiteit van een dertig jaar durende oorlog tussen Katholieken en Protestanten. Deze oorlog had ruim 7000 slachtoffers gemaakt, families verscheurd en de gemeenschap uit elkaar gerukt.

Het familiebedrijf voerde een ruim aanbod aan opdrachten uit van fauna, flora, tot geografie. De clientèle waren de welgestelden voor afname van relatief dure publicaties.

De toegang tot werken van de getalenteerde kinderen van de Merian werkte inspirerend. Publicaties zoals Florilegium Novum, van Johann Theodore de Bry, zouden de schatten van de Amerika’s delen met de Europeanen.

In Duitsland konden jongens en meisjes onderwijs genieten wat in het voordeel werkte van de jonge Maria Sybilla Merian. De vorming geschiedde echter thuis in het familiebedrijf. Naast het normaal huishoudelijk werk voor meisjes, was er tijd voor tekenen, schilderen en borduren. Haar eerste publicatie maakt melding van de ontwikkeling van rupsen uit eitjes. Als dertienjarig meisje schreef zij haar eigen observaties en maakte ze schetsen van de ontwikkelingsfasen. Zij volgde deze in haar eigen collectie rupsen, die tot vlinders uitgroeiden. Empirisch onderzoek zou haar passie worden.

Voor een niet geschoolde biologe waren de morfologische veranderingen vrij precies beschreven en geschetst. Wanneer Marrel besluit gescheiden van Maria’s moeder te wonen, krijgt de familie Merian het moeilijk. Immers een onafhankelijke vrouw in die tijd was niet geregeld bij wet.

Door haar toegang tot encyclopedieën en Historiae Animalium (1551) van de Zwitser, Conrad Gesner, kon Maria kennismaken met het insectenspectrum. In 1662 zou het boek Metamorphosis Naturalis van Goedaert een blijvende indruk maken op Maria.

Dit kwam tot uiting in tekeningen, schilderijen en in koper gegraveerde werken (1679 en 1683) die tot heftige discussies in de top wetenschappelijke wereld van die tijd zouden leiden. Als niet biologe werden kritische kanttekeningen geplaatst bij de “nieuwe” inzichten die door Maria werden gepresenteerd.

Wanneer haar Studieboek veel later, vlak voor haar dood wordt gekocht door Tsaar Peter de Grote en zich in St. Petersburg bevindt, blijkt deze een entomologisch journaal te bevatten waarin ze tot ca. 1710 de resultaten van haar inspanningen bij het kweken van honderden vlinders en andere insecten nauwgezet tekent en beschrijft.

Volgens Ode aan Maria Sibylla Merian (2008) heeft ze ook de passie voor bloemen in elk deel van haar Bloemenboek  volop geïllustreerd, bv een prent van een bijzondere tulp: gestreept, gevlamd, met spitse of halfronde bloembladen.

Ze hadden prachtige namen. Niet één bestaat er nog.  Haar stiefvader leverde tijdens, de tulip-rage van 1630 werken over de tulp-variëteiten.

Tulp-variëteiten zien we later ook gepubliceerd van Maria Sybilla Merian’s hand. De naamgeving was toen een ratjetoe. In het eerste Rupsenboek is de tweede plaat een tulp: ‘von den Blumen-liebhabern hoch geachtet…’.

Neues Blumenbuch

Ze is 18 jaar, wanneer ze in 1665 trouwt met Johann Andreas Graff die vnl. steden, gebouwen en architectuur ontwerpen schildert. De dochters die ze samen krijgen zijn: Johanna Helena (1667) en Dorothea Maria (1678). Hun nieuwe woonplaats wordt Neurenberg. De stad van haar man en een nieuwe fase in het leven van de vrouwen Merian. Hier start ze een schilderschool voor jonge meisjes en vrouwen. Voorzichtigheid was geboden in het presenteren van een ondernemende vrouw in een gemeenschap die er nog niet gereed voor was.

Als onderzoekers die insecten bestudeerden en deze vervolgens illustreerden, kon men al snel als duivels georiënteerd worden betiteld. In die tijd was het zeer onwaarschijnlijk dat toegepast onderzoek met een collectie insecten in potjes als gangbaar werd beschouwd. Verdienen met het talent zou nu een zeer voorzichtige benadering moeten hebben in dit klein dorpje. Het werk van de Nederlander Swammerdam, Natural History of Insects (1669) waarin metamorfose wordt gecategoriseerd is een goed naslagwerk.

Maria publiceert Neues Blumenbuch tussen 1675-1677 in drie delen en vestigt haar reputatie. Zowel Johann als Maria tekenden. Maria in waterverf van bloemen, vruchten, vazen met boeketten en gaf ook les aan vermogende dames. Olieverfschilderijen zijn van haar niet bekend. Ze kon als vrouw ook geen lid worden van het Neurenberger schildersgilde, dus het werken in waterverf was haar enige optie.

Graff specialiseerde zich in stadsgezichten. Haar passie als onderzoeker was gericht op het bestuderen en illustreren van insecten en hun voedselplanten te  en deze te tekenen. Daar wilde ze voor gekend zijn. Wanneer haar publicatie ‘Der Raupen wunderbare Verwandelung…’ uitgegeven in Neurenberg (1679) uitkomt, maakt ze gewag van haar eerste oefeningen in het schilderen van kruiden, bloemen en vruchten en de rol van de ‘beestjes’ als versiersels.

Haar beschrijving van de metamorfose van de vlinder is voor die tijd zeer modern. De wetenschappelijke benaming van soorten is niet erg belangrijk voor haar. In 1683 verscheen er in Frankfurt een aan rupsen toegewijde vervolg publicatie. De terugtocht naar haar geboortestad, nu samen met echtgenoot en dochters was om haar moeder bij te staan, nadat haar stiefvader kwam te overlijden.

De terugkeer naar Frankfurt maakte haar gelukkig. Haar bloemen prenten van eerdere jaren werden tentoongesteld. Ook het borduren van bloemen lag haar goed, maar ook haar eigengemaakte verven met een kleurvaste eigenschap waren gewild in die tijd. De dertigjarige religieuze strijd in Europa was ten einde. De wereld bleek nu meer om de aardse bezittingen te draaien dan God.

Cornelis Van Sommelsdijck

 

In de 17e eeuw kreeg de Nederlandse godsdienstige sekte de ruimte om verder voet aan de grond te krijgen. Jean de Labadie streefde naar een zuivere kerk van ware gelovigen. Deze beweging was een reactie op een zwakke spirituele ontwikkeling die zichtbaar was bij de conventionele kerken.

Men richtte zich teveel op het geschrift: De Bijbel. De groep trok door Nederland en Duitsland en vestigde zich in Wieuwerd. Jean de Labadie was eerst Katholiek, liet zich tot
Protestant hervormen, maar bleef zoeken naar de ware religie die zich distantieerde van corruptie van de geest. Wanneer de halfbroer van Maria, Caspar Merian, zich vestigt te Wieward in Friesland, besluit zij zich aan te sluiten.

Dit landgoed huisvest religieuzen en hoort toe aan Cornelis Sommelsdijck, de gouverneur van Suriname. Hier was geen plek voor privé bezit. Kunst werd als ijdel gezien dus geen optie. Wereldse huwelijken werden niet erkend en dus kon Maria’s echtgenoot haar niet opeisen. Het landgoed werd regelmatig door ziektes geteisterd en nadat eerst haar halfbroer en daarna haar moeder komen te overlijden vertrekt Maria in 1691 met haar dochters.

Ze vestigt zich wederom in Amsterdam en krijgt van de notabelen diverse opdrachten waarvan ze leeft. Immers als gescheiden vrouw was het een uitdaging stand te houden in een mannenwereld. In Amsterdam was dit toch relatief makkelijker dan elders waar Merian had gewoond.

Een onderneemster in Amsterdam worden, leek een reële mogelijkheid. Ze krijgt weer contact met de reizigers uit de kolonie Suriname die in diverse kabinetten onder andere insecten zouden meebrengen naar Europa, meer als curiositeit dan wat anders.