INTRODUCTIE

Mark Plotkin

Voorwoord door

AMAZON CONSERVATION TEAM

Velen denken dat de wetenschappelijke verkenning van het Zuid-Amerikaanse regenwoud is begonnen met Humboldt en Bonpland’s beschrijving van de Orinoco in februari 1800. Na hun voorsprong in de Neotropen waren Martius en Spix (1817 tot 1820) in de Braziliaanse Amazone, Darwin in de Atlantische Oceaan en Braziliaanse binnenlanden (1832), Wallace (1848 tot 1852) en Bates (1848 tot 1859) in het Braziliaanse Amazonegebied, Spruce in Brazilië, Ecuador en Peru (1849 tot 1864), en Agassiz in Brazilië (1865 tot 1866). Hier ontbreekt echter de naam van een bijna vergeten vrouw die in Suriname specimens verzamelde, observeerde en illustreerde.

Merian werd in 1647 in Frankfurt geboren in een familie van kunstenaars en drukkers. Al op jonge leeftijd raakte ze in de ban van de natuur; eerst van bloemen, dan van insecten, met name rupsen en motten, beginnend met zijderupsen op de leeftijd van dertien. In een tijd dat velen geloofden dat insecten spontaan uit planten of rottend vlees kwamen, bewees ze dat ze ongelijk hadden door lange en gedetailleerde observaties van hoe rupsen veranderden in vlinders en motten, en op tweeëntwintigjarige leeftijd een rijk geïllustreerd boek over het onderwerp publiceerde.

Ongelukkig getrouwd, verhuisde ze naar Nederland en vestigde zich in 1691 in Amsterdam. Daar verdiende ze de kost met de verkoop van botanische schilderijen, waarbij ze ten volle profiteerde van de Nederlandse passie voor zowel kunst als bloemen. In die tijd bloeide het Nederlandse rijk op en Amsterdam was een mondiaal centrum. Specimen van bijzondere en mooie planten en dieren stroomden binnen uit Oost- en West-Indië. De oogverblindende kleuren, vormen en afmetingen van deze tropische organismen inspireerden haar om ze te ontdekken, te observeren, te verzamelen en te schilderen in hun oorspronkelijke natuurlijke leefgebied. Op 10 juli 1699 vertrok ze naar Paramaribo, de hoofdstad van Nederlands-Guyana die nu de onafhankelijke staat Suriname is. Merian was de eerste Europese vrouw – en een van de eerste Europeanen – die voor een wetenschappelijke expeditie naar het Amazoneregenwoud trok.

Het noorden van het Amazonegebied bestaande uit: Suriname, Brits Guyana (nu Guyana) en Frans Guyana maken deel uit van hetzelfde grote Amazonelandschap, dat haar nieuwe woonplaats zou worden. Dat betekende dat Paramaribo ideaal gelegen was om insecten en planten die onbekend waren in Europa te verzamelen, bestuderen en illustreren. Op dat moment waren maar weinig gedroogde exemplaren van deze soorten in Europese musea aanwezig. De prachtige en expressieve schilderijen die ze creëerde zijn niet alleen opmerkelijk nauwkeurig op de manier waarop ze zijn afgebeeld, maar ook in de illustratie van de interacties tussen de planten en de dieren. Deze waren revolutionair. Zoals opgemerkt, illustreerde Merian interacties en strijd tussen organismen in de Amazone 150 jaar voordat Haeckel de term ‘ecologie’ bedacht en meer dan 160 jaar voorafgaand aan Darwin’s publicatie van zijn onsterfelijke werk over hoe soorten strijden om te overleven.

Haar schilderijen waren zo nauwkeurig dat bijna 75% van de vlinders die ze heeft afgebeeld kan worden geïdentificeerd aan de geslachten waarin ze nu zijn ingedeeld en meer dan 66% kan worden geïdentificeerd op soort. De grote Linnaeus beschouwde haar kunstwerken zo nauwkeurig dat hij ze gebruikte als basis voor het bepalen van tientallen nieuwe soorten. Merian illustreerde biologische interacties die zo ongebruikelijk waren dat sommigen door “professionele” wetenschappers werden afgedaan als verzinsels totdat andere, mannelijke biologen later hun nauwkeurigheid bevestigden. Haar beroemde afbeelding van een tarantula die een kolibrie verslond, werd niet geloofwaardig geacht totdat entomoloog Henry Walter Bates bijna 150 jaar later een vergelijkbaar incident met twee vinken in Brazilië registreerde.

Merian merkte op dat jonge sfinxmotten gespleten tongen hebben, dat sommige mieren bruggen bouwen met hun lichamen, terwijl anderen meelstukken naar ondergrondse holen vervoeren, en anderen de vegetatie in korte tijd leegvreten. Haar portretten in het Amazonegebied waren niet alleen planten en insecten, maar ook reptielen zoals slangen, leguanen en kaaimannen. De observaties van Merian op landbouwkundig gebied waren eveneens verfijnd: ze creëerde een aantal van de eerste schilderijen van cacao, cashew, cassave en ananas. Zij ruziede met planters maar waarom? omdat de planters de andere gewassen niet wilden/ mochten planten dan alleen maar suikerriet.

Haar eigenlijke reisroute in Suriname is niet langer aanwezig, maar we weten dat ze reisde en verzamelde tot ver in het zuiden van La Providence, 50 km bovenstrooms van wat nu Paramaribo is. Haar inspanningen voor het verzamelen werden ondersteund door lokale indianen en tot slaafgemaakte Afrikanen die ongetwijfeld waren betoverd door een Europese vrouw die zich in hun regenwoud waagde en van hen wilde leren. Ze liet op haar beurt haar respect voor deze mensen en hun kennis zien en nam een aantal van hun namen en gebruiken voor deze planten op. Zij voerde daarmee uit wat ongetwijfeld het allereerste etno-biologische onderzoek in de Amazone is.

Deze interacties met lokale collega’s brachten een ander aspect van de persoonlijkheid van Merian naar voren dat in de meeste biografische schetsen van deze buitengewone vrouw weinig wordt opgemerkt: haar menslievendheid. Als een alleenstaande vrouw uit een vreemd land, mocht van haar worden verwacht dat ze haar kritische opvattingen over Nederlandse planters en het koloniale systeem voor zichzelf hield, maar dat was niet het geval omdat ze hun behandeling van lokale slaven veroordeelde. Vooruitlopend op Charles Darwin – die op een ontroerende manier zou schrijven over een Afro-Braziliaanse vrouw die zelfmoord pleegde in plaats van een leven van slavernij te leiden – schreef Merian in haar Metamorphosis insectorum Surinamensium: “De Indianen, die niet goed worden behandeld door hun Nederlandse meesters, gebruiken de zaden van Caesalpinia pulcherrima, pauwbloem (N), krerekrere (S) voor het opwekken van een abortus, zodat hun kinderen geen slaven worden.